Lentevreugde

Geschreven op 1 april 2001; verscheen in de Elisabethbode (2001).

Terwijl de slanke lariksbossen zich langzaam hullen in een waas van groen, druipt de regen nog gestaag langs de dikke beukenbomen naar beneden.

Een gure wind jaagt over de dovenetelbloempjes heen. Verbouwereerd staan ze, gekleed in hun dunne paarse jurkjes, te rillen van de kou.

De groene grassprietjes lijken zich daar echter niets van aan te trekken; ze wiegelen de hele dag, glanzend op hun sprieterige stengeltjes, vrolijk heen en weer.

Al moet de lente dit jaar wel heel ijverig haar best doen om door de koudegordel heen te breken, toch zal de zachte kracht van het jonge leven het uiteindelijk winnen!

En zo nu en dan tref je haar ineens…

Dat overkwam mij vanmiddag.

Ik liep, vergezeld van mijn hond ‘Tromp’ het rustgebied in, op zoek naar nestbomen. Twaalf bomen heb ik inmiddels geïnventariseerd en gemarkeerd.

De gedachte dat deze nesten bewaard blijven, maakte me blij.

Terwijl ik door mijn veldkijkertje naar omhoog tuurde, brak het zonnetje door de wolken heen en werd de lucht helder blauw.

Boven het perceel bosgrond, waar vorig jaar de houtkap plaatsvond, stegen door de warmte van de zon witte dampen naar omhoog die voortgestuwd werden door de wind.

Ik ging tegen de stam van een douglasspar aanzitten om dit tafereel te kunnen aanschouwen. Wat een rust..!

Heerlijk, die warme zonnestralen op mijn rug en schouders!

Wat schetste mijn verbazing, toen ik boven dat dorre houtveld ineens een gele citroenvlinder zag rondvliegen…en daar vloog er nog een…en iets verderop nog een.

Drie gele citroenvlinders dartelden vrolijk boven het kleurloze kreupelhout rond en leken net zo van de zonnewarmte te genieten als ik dat deed.

Aan het uiteinde van een groen sparretakje kroop voorzichtig een vuurrood lieveheersbeestje te voorschijn en ook in het grote, rode bosmierennest kwam beweging.

Tientallen mieren krioelden door elkaar heen en ‘dansten’ onafgebroken op een plek heen en weer.

Ik vermoedde dat ze dit doen om zich op te warmen in de zon.

Zoefff…daar vloog een dikke, honingbruine aardhommel langs m’n gezicht heen.

Snel verdween hij tussen de vele groene knopjes, die als sterretjes aan de donkerbruine takken fonkelden. Prachtig…!

Ik voelde de lentezon, ik zag de lentevlinders en ik rook het lentebos.

Ik kon niet langer blijven zitten bij het zien van zoveel fraais en dook dieper het bos in.

Laag hingen de zware sparretakken over de grond heen. Ineens trok iets ‘wits’ mijn aandacht. Van dichterbij genaderd, ontdekte ik dat het een lege eischaal was.

Het ei was in twee helften gebroken en lag daar, als stille getuige, vlak onder de boom. Ik keek goed in het rond en vond iets verderop al gauw een tweede lege eischaal.

Ik probeerde nu naarstig het nest te ontdekken, maar dat viel niet mee.

Het nest zat goed verborgen tussen de dichtbegroeide sparretakken.

Op de grond lagen, om de boom heen, kersverse braakballen..!

Nog meer bewijzen, dat hier in deze spar een roofvogelnest moest zitten, waarin twee jonge ‘roofjes’ het daglicht aanschouwden.

Het maakte me stil en gelukkig..!

Ik keek naar boven en zag de moederroofvogel hoog in de blauwe lucht om de boom heencircelen.

Met respect verwijderde ik me van de boom en besefte hoe we ook hieraan weer kunnen zien, dat God’s trouw nooit verandert.

Dit verhaal verscheen in de Elisabethbode (2001). De foto hieronder staat los van het verhaal.

schapen bij het vennetje
Lentemorgen op de hei: schapen bij het vennetje (17 maart 2009).