Wie ooit het bloeiende wollegras is tegen gekomen tijdens een wandeltocht, zal met mij beamen dat de aanblik hiervan onovertroffen is. Wanneer de wind de tere stengels beroert en daarmee de ontelbare witte watten-bolletjes zachtjes in dezelfde richting doet wiegen en wuiven, dan waan je je in sprookjesland. Wie dezer dagen goed om zich heen kijkt, kan al zwervend over de Elspeter heidevelden her en der zomaar oog in oog komen te staan met dit opvallende, wit bloeiende plantje, dat vaak wordt aangetroffen rondom een vennetje.
Het wollegras, dat ook wel veenpluis wordt genoemd, komt voor op drassige, zure grond, zoals heide en veengrond, en op kapvlakten van berkenbroekbossen. Vroeger kwam veenpluis veel vaker voor in ons land. Het werd gebruikt als veevoeder en om kussens mee te vullen. In de oorlog werd het pluis gebruikt om wonden mee te bedekken. En in Noord-Amerika gebruikten de Indianen de wortels van het plantje als medicijn tegen diarree. Maar tegenwoordig staat de plant als kwetsbare soort op de Rode Lijst vermeld. De botanische naam Eriophorum is afgeleid uit het Grieks en betekent ‘woldragende plant’.
Graag trek ik met de wit gewolde kudde langs een van de vele vennetjes waarlangs het wit bloeiende wollegras groeit, en waarin je ook nesten van vogels kunt aantreffen. Naar verluid worden er in het Fochterloerveld zelfs regelmatig kraanvogelnesten in aangetroffen. Tevens is het Wollegras de waardplant van een zeldzame nachtvlinder met de toepasselijke naam: ‘Wollegrasuil’. Wie het wit bloeiende wollegras zelf wil aanschouwen, kan dit nog tot en met Juni doen.
Wollegras en Veenpluis lijken veel elkaar maar zijn verschillend. Veenpluis heeft meerdere pluimpjes per stengel en houdt van nattere omstandigheden. Wollegras heeft 1 pluim per stengel. (Aanvulling van Frans Benschop, 2 juni 2021)
Oorspronkelijk geplaatst in het Reformatorisch Dagblad, rubriek Beleving (datum onbekend).