Adieu, mijn twee oude edelvrienden

Alles leek nog rustig, maar schijn bedriegt. Ik kreeg al een wat raar gevoel omdat ze dinsdag nog mailde dat ze weer een verhaal voor dit weblog Nevelflarden zou hebben. Maar een dag later was er nog niets binnen en dat is niets voor mijn moeder. Eergisteren, woensdag dus, kreeg ik in de avond het berichten onder ogen dat mijn moeder in het ziekenhuis lag. De eerste boot naar de wal zou de ochtend erop gaan. Haar zus “Han” was ondertussen al druk bezig de situatie op te vangen, dat was van onmisbare waarde. Donderdag was een hectische dag. Christien was er slecht aan toe. Ze begreep nog wel dingen die tegen haar gezegd werden, maar kon niet meer antwoorden of zich begrijpelijk uitdrukken. Eten en drinken ging nauwelijks meer. Gelukkig was mijn vriendin er ook bij en we voerden met artsen en verplegend personeel discussies over praktische zaken als hospice versus thuisverpleging; dat laatste zou nog geen simpele zaak worden vanwege alle zorg die ze nodig zou hebben, maar ze heeft altijd thuis willen sterven. We hopen dit mogelijk te kunnen maken. Toen we ’s avonds weer in het huisje van Christien kwamen startte ik de computer van haar op. Het is een iMac die ik haar ooit gegeven heb en waar ze heel wat verhalen mee geschreven heeft. Ze had in haar tekstverwerker nog een verhaal open staan… Zou dat het verhaal zijn dat ze op Nevelflarden zou willen hebben? Het kan bijna niet anders. Waarschijnlijk wilde ze nog foto’s erbij zoeken, maar door de snelle achteruitgang is het haar niet meer gelukt. Volgt ze “Boekie”, die er al zolang niet meer is? Haar verhaalkeuze past erg goed bij haar huidige situatie. Denk daar maar aan als je straks haar verhaal hieronder leest. (Evert)

herten die oversteken in een bospad
Een zelfgemaakte foto (niet van de edelherten waar het verhaal over gaat).

Onderstaand verhaal speelde zich een aantal jaren geleden af, in het ‘Rustgebied voor het Edelhert’ en is waar gebeurd.

“Adieu, mijn twee oude edelvrienden.”

Ze zijn niet meer.
Maar ik wil ze gedenken in een verhaal.
Ik heb ze zo lang gekend en hun gangen heb ik zo lang gevolgd. Tot aan het moment waarop ze op tragische wijze omkwamen in het verkeer.
Twee oude edelherten.
Ze leefden hun laatste jaren afgezonderd van het roedel in “de Elspeter bos”.
Zoals dat normaliter gebruikelijk is voor oude herten.
En zich bewust zijnde van hun hoge kwetsbaarheid en leeftijd, trekken deze oude dieren zich meer en meer in de veilige dekking van de bossen terug.
Daar zitten ze goed verscholen tegen allerlei gevaren en leven ze een verborgen leven.
Toch kende ik ze goed en wist ik hun gangen in de bossen te vinden. De herten op hun beurt kenden ook mij. Veel trokken ze zich van mij niet aan.
De week voor Kerst kwam de oude gerespecteerde jager “Gerardus Adrianus Verhaart”, bijgenaamd “Boekie”, mij nog informeren naar de welstand van deze twee oude dieren.
“Zie jij die twee oude herten nog wel eens, Christien?”, zo vroeg hij mij. Waarna hij ietwat zorgelijk vervolgde: Wij krijgen ze de laatste tijd nooit meer te zien, zie je.”
“Jawel Boekie”, antwoordde ik. “Ik zie ze nog regelmatig en ik kan je verzekeren dat ze het goed maken!”

Het is eerste Kerstdag.
Ik verlang ernaar om even alleen te zijn en wandel de bospaden in.
Het is een stille, grijze dag. Dwalend door de verlaten, nevelige bossen groeit bij mij het vermoeden dat er in deze wereld geen menselijke ziel meer bestaat.
Hoog in de boomtakken tjilpen een paar zangvogeltjes gezamenlijk in koor een kerstliedje. Een vos kruist scheerlings mijn pad. Ik word omgeven door zuivere boslucht.
Al dolend tref ik temidden van een perceel bos een vak kaalslag aan. Het stuk houtkap ligt schuin tegen een helling aan.
En midden op dat perceel kaalslag zie ik ineens onze twee oude edelherten lopen.
Ze zien en horen mij niet, doordat ik ze van achteren benader. Zo ben ik in de gelegenheid om de dieren rustig gade te slaan en ze van heel dichtbij te observeren.
Ik bespeur dat beide herten een sterk teruggetrokken gewei dragen.
Het ene hert bezit alleen nog maar een gaffel bovenin de linker ‘tak’, het andere hert draagt bovenin het gewei slechts een kroon. Wat een bijzondere gewaarwording is dit! Om ze daar midden op de dag, gebroederlijk zij aan zij en in alle rust, te zien grazen! Ik verwijder me snel en laat ze verder met rust. Geruisloos verdwijn ik tussen de groene sparren uit het zicht.

Na de beide Kerstdagen wordt het kouder en begint het te sneeuwen en te vriezen.
De hele dag sneeuwt het gestaag en weldra is het gehele bos ondergesneeuwd.
Mijn gedachten gaan nu in het bijzonder uit naar mijn twee oude edelvrienden die ik de komende tijd extra in de gaten zal houden. Ik ga dan ook regelmatig kijken om op de hoogte te blijven van hun welzijn, nu het voor deze dieren zeer moeilijk zal zijn om genoeg voedsel te vinden.

Het is Nieuwjaarsdag.
Opnieuw verlang ik ernaar om even alleen te zijn en weldra trek ik de verstilde bossen in.
“Hoe zouden mijn herten het maken?”, zo vraag ik me vertwijfeld af.
Nog steeds vriest en sneeuwt het buiten volop.
Ik weet dat ze zich momenteel voornamelijk om en bij de voederakker van de jagers schuilhouden. Dus ga ik daar kijken. Weldra ontdek ik inderdaad de twee rijen prenten van onze beide edelherten die gezamenlijk naast elkaar optrekken in de sneeuw. Het zijn duidelijk en onmiskenbaar de ronde afdrukken van de versleten oude hoeven van onze twee hoogbejaarde edelherten.
Ik volg ze behoedzaam en kom uiteindelijk uit bij een perceel dennenbos.
Daar sta ik bij de plek waar de herten de afgelopen nacht gelegen hebben.
De platgedrukte bruine aarde in de vorm van de hertenlijven steekt duidelijk af tegen de witte sneeuw die het omlijst. Ik observeer de omgeving. Iets verderop zie ik op twee plaatsen de uitwerpselen liggen van beide herten. Het ene hert heeft goede, keutelvormige mest geproduceerd, maar het andere hert is te dun op de mest zie ik.
Aan enkele omliggende bomenstammen valt te bespeuren dat de herten schors van de stammen hebben geschild. Een teken dat ze honger hebben en dus inderdaad moeite moeten doen om genoeg voedsel naar binnen te krijgen. Grote ruwe repen schors hangen in lange rafels naar beneden.
Hieraan kun je tevens zien dat hun tanden oud en versleten zijn.
Ik volg hun spoor door de sneeuw. De grote afgeronde prenten zijn gemakkelijk te herkennen.
Ik kijk op en plotseling zie ik ze daar staan. Zij aan zij. Net als met Kerst. De beide edelherten.
Ook deze keer horen ze mij niet aankomen. Ik sta op nog geen vijftien meter afstand van ze vandaan. Ze grazen wat van het schamele gras dat er nog onder de bomen te vinden is. Weer valt het me op hoe ze voortdurend, gezamenlijk zij aan zij optrekken. Hun vachten zien er goed uit. En zo te zien hebben ze het nog best naar hun zin. Met verwondering sla ik ze gade.
Ik kom tot de conclusie dat ze toch een beetje doof moeten zijn. Ook hun geurvermogen laat mijn inziens te wensen over. Want ik kon ze tenslotte, zonder ook maar enige argwaan bij hun te bespeuren, van zeer dichtbij benaderen.
Ineens richt een van de beide herten zijn grote, edele kop op. Het kijkt om zich heen en ziet mij staan. Met een paar grote sprongen verwijdert het zich nu, direct gevolgd door zijn soortgenoot.
Enkele meters verderop staan ze weer stil. Kijken nog eens om zich heen en grazen dan ongestoord verder.
Ik besluit naar huis te keren.
Voor mij is Nieuwjaarsdag goed begonnen. Ik heb mijn twee oude edelvrienden gezien. Ik weet hoe ze het maken en waar ze in deze barre wintertijd van leven.

Op vier januari komt “Boekie” een Nieuwjaarsborrel bij ons drinken.
Weer informeert hij naar de twee oude edelherten en weer vertelt hij mij dat het de jagers maar niet lukt om de dieren in beeld te krijgen.
Daarop vertel ik “Boekie” in geuren en kleuren alles over hetgeen ik van zo dichtbij heb wedervaren met deze twee herten.
Als “Boekie” hoort van de dunne mest en het boomschillen, zegt hij kalm maar bezorgd: “Dat is niet goed, Christien.”

Op dinsdag, negen januari, belt “Boekie” mij laat in de middag op met het droevige bericht dat het oude hert dood is. Aangereden door een auto bij het oversteken van de Nunspeterweg. Hij was op slag dood, zei “Boekie”. Over het tweede hert, dat bij hem liep, wist de automobilist niets te vertellen, want de man was geheel van streek geweest. Wij weten niet waar dat hert zich nu ophoud en of het wellicht ook gewond is. Als er een hert wordt doodgereden wordt de bijloper vaak zijlings geraakt. “Wil jij het gaan zoeken, Christien?”
Ik beloof het Boekie, terwijl het me gelijkertijd intens spijt dat het oude hert nu op een zodanige, tragische wijze is omgekomen.
Het huilen staat me nader dan het lachen.
De volgende morgen ga ik onmiddellijk zoeken. Ik heb er geen rust bij, want ze liepen immers altijd zij aan zij samen op. Stel voor dat het andere hert nu ook geraakt is en ergens ligt en pijn lijdt? Ik gruwel bij de gedachte en zoek nerveus de grond af in het hele rustgebied.
Bij de “Schotkamp” kom ik ze op het spoor. Daar ontdek ik de beide verse prenten van de oude edelherten naast elkaar optrekkend in [door] de sneeuw.
Dan ineens houdt de ene rij prenten op en trekt er nog maar een spoor verder door de sneeuw …
Een hele poos blijf ik daar in gedachten verzonken stil naar staan kijken. Zo gaat het in het leven…Ook voor een hert!
Dan volg ik dat ene spoor, dat naar de voederakker van de jagers lijdt.
Ja, natuurlijk, dat was immers hun vertrouwde plek!
Wijselijk ging het hert daar naar toe terug. Wellicht meende hij daar zijn maatje aan te treffen.
Nu werd het moeilijker. Verschillende sporen liepen hier door elkaar heen, en na verloop van tijd was ik het spoor volkomen bijster.
Dus ik maar zoeken, kijken en speuren. Het kon van alles wezen dat voor mij een aanduiding kon zijn dat het hert zich hier ergens zou ophouden. Het hele bos struinde ik systematisch af, na uiteraard eerst om de voederakker heen alles afgespeurd te hebben.
Koud was het buiten en guur!
Door de dichte mist die mij omringde, droop mijn lange haar over mijn drijfnatte schouders heen en bevroor direct.
“Oh, hert”, dacht ik wanhopig: “Waar ben je en hoe zal het met je zijn?”
Nee, ik vond geen sporen. Het bracht me aan het twijfelen. Geen sporen… oh hert!

Het is maandagmorgen, 14 januari.
Nog steeds zoek ik iedere dag de bossen af. Steeds meer overtuigd van het feit dat ook dit hert wellicht gewond zal zijn.. of?
Ineens zie ik hem vlak voor mijn voeten op de grond liggen. Hij is dood.
Een groot oud hert. Het is degene die bovenin de ene geweistang een gaffel droeg. De andere geweistang is sterk teruggetrokken. Een hele poos staar ik naar dit oude dode hert. Het is duidelijk te zien dat hij tegen zijn nek aan, klappen van de auto heeft gehad. Alleen is hij verder gestrompeld en heeft uiteindelijk dit veilige en vertrouwde bosperceel weten te bereiken. Hier liep hij altijd met zijn makker.
Hier trokken ze samen op en hier overnachtten ze. Hier waren ze veilig. Dit was hun thuis.
Even schiet ik vol. Tranen lopen langs mijn wangen. De twee oude herten. Ze maakten het kort geleden nog zo goed! Ze hadden het nog zo best naar hun zin samen.
En nu in een keer dit! Zij aan zij trokken ze als trouwe metgezellen op. Zij aan zij zijn ze ook verongelukt. Ze zijn niet meer. Een tragisch einde was hun lot.
Eenmaal thuisgekomen belde ik “Boekie” op, en vertelde hem het tragische verhaal. Hij bedankte me uiterst beleefd en oprecht.
Onmiddellijk kwam hij met “Borsboom”; zijn jagersvriend, naar me toe. Ik wees hun de ligging aan, de plek waar het hert lag in het bos. Gedrieën sloegen we nu een moment in stilte het hert gade, terwijl we daarbij allen onze eigen gedachten hadden. We spraken niet. De gerespecteerde oude jager “Boekie” bedankte me nogmaals en zei: “Christien, hier op de Veluwe is het gebruikelijk dat degene die het hert vindt, het gewei krijgt.”
We zullen het voor je laten prepareren en op schedel zetten.
Ik knikte.
Adieu, Mijn twee oude edelvrienden…
Ik zal jullie nooit vergeten!

Naschrift Evert, 3 augustus 2021: Zonet wilde mijn moeder weer even achter de computer zitten. Ze was blij met de reacties op Facebook, en trots op “Adieu”, dit verhaal dus. Ze vertelde me dat ze graag wilde dat dit haar laatste (eigen) Nevelflard zou zijn. De appelboom is geplant, ook in de toekomst hoop ik nog haar verhalen hier te delen, maar voor nu is dit het adieu van Christien aan haar lezers, aan haar dierbaren, aan haar edelvrienden…

Eerder gepubliceerd in Christien's boek
"Van lammertijd tot lammertijd" (BDU, 2012).
Hier van een inleidende aanvulling voorzien.